Locatie Gelselaar 0545 - 48 16 66
Locatie Borculo 0545 - 48 16 66
Locatie Neede 0545 - 48 16 66
Paardenkliniek Groenlo 0545 - 48 16 66

Paard

Paard

  • Gebitsbehandeling
  • Hoefbevangenheid
  • Keuringen
  • Ontwormen en mestonderzoek
  • Vaccineren

Gebitsbehandeling

Gebitsbehandeling

Onze paardendierenartsen zijn erg ervaren in het behandelen van gebitten van paarden. Door het volgen van veel nascholing blijven ze op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de tandheelkunde. Ook zijn onze paardendierenartsen lid van de NVVGP, de Nederlandse Vereniging van Gebitsverzorging van het Paard. Een vereniging die door samenwerking tussen dierenartsen en gebitsverzorgers de tandheelkunde in Nederland naar een hoger plan wil tillen.

Regelmatige gebitscontrole en behandeling is van belang om problemen in de mond te voorkomen. Problemen in de mond kunnen leiden tot moeite met kauwen en daardoor spijsverteringsproblemen. Maar ook tot verminderde sportprestaties en problemen in de aanleuning tijdens het rijden.

Wij adviseren om jonge paarden voor het eerst te controleren wanneer ze beginnen met wisselen en voordat ze een bit in krijgen. Meestal is dat rond hun 3e levensjaar, tenzij er eerder klachten zijn uiteraard. Vervolgens adviseren we het paard ieder half jaar te controleren tijdens het wisselen van de kiezen en snijtanden. De meeste paarden zijn met 5 jaar uitgewisseld en dan is het meestal voldoende om jaarlijks het gebit te controleren. Tenzij uiteraard in overleg een ander advies wordt gegeven.

Hoe ontstaan gebitsproblemen?

Door het wisselen bij jonge paarden, maar ook tijdens het slijtageproces bij oudere paarden kunnen gebitsafwijkingen ontstaan. Dit komt doordat paardentanden in tegenstelling tot mensentanden blijven groeien totdat ze ongeveer 12 jaar oud zijn. Door veel kauwen slijten de paardentanden. Tegenwoordig staan paarden gemiddeld genomen niet lang in de wei en krijgen paarden meer zachter voer aangeboden (veel krachtvoer en zachter hooi of kuil). Hierdoor slijten de tanden minder goed. Dit is een van de redenen waarom paarden sneller last krijgen van gebitsproblemen. Ook kunnen tanden scheef afslijten door een bepaalde afwijkende stand van tanden en/of kaak, bijvoorbeeld bij een onder- of bovenbeet.

Hoe herkent u gebitsproblemen?

Gebitsafwijkingen kunnen leiden tot het slechter opnemen en kauwen van het voer. Dit is o.a. herkenbaar aan het knoeien met eten, het maken van zogenaamde ‘proppen’, overmatig kwijlen en het scheef houden van het hoofd tijdens het eten. Doordat het paard minder voedingsstoffen opneemt kan dit niet alleen resulteren in een slechtere conditie of een doffere vacht, maar zelfs tot vermagering, koliek of diarree.

Door gebitsafwijkingen kunnen ook problemen bij het rijden ontstaan. Het bit kan minder makkelijk worden aangenomen wat zich kan uiten in verminderd nageven maar ook in onrust in de hoofdhouding.

Gebitsbehandeling

De gebitsbehandelingen worden uitgevoerd door onze paardendierenartsen. Een behandeling kan aan huis plaats vinden of op de kliniek. Eerst wordt gekeken naar de stand van de snijtanden. Dit verraad al veel over hoe de kiezen afgesleten zullen zijn. Vervolgens wordt een mondsperder ingebracht en kan het gebit uitgebreid worden geïnspecteerd. Na het vaststellen van de afwijkingen kan een gebitsbehandelplan worden gemaakt. In de meeste gevallen zal dit voornamelijk bestaan uit het corrigeren van de afwijkingen met behulp van uitgebreide tandheelkundige apparatuur. Wanneer er echter grotere problemen vermoedt worden, zoals een kieswortelontsteking, zal de behandeling op de kliniek moeten plaats vinden, waarbij ook röntgenfoto’s gemaakt moeten worden.

Behandeling op de kliniek heeft altijd onze voorkeur, omdat we dan alle apparatuur bij de hand hebben voor het uitvoeren van de behandeling en schoon en veilig kunnen werken.

Wanneer u bij ons op de kliniek in Groenlo of in Gelselaar komt voor een gebitsbehandeling hoeft u geen consult of visite kosten te betalen en bent u een stuk voordeliger uit. Voor informatie kunt u contact opnemen met de praktijk.

Hoefbevangenheid

Hoefbevangenheid

Hoefbevangenheid (laminitis) komt regelmatig voor. Aangezien het een ernstige en pijnlijke aandoening betreft, is het niet alleen belangrijk om de hoefbevangenheid zelf te behandelen, maar ook de oorzaak: Voorkomen is beter dan genezen.

Er zijn verschillende oorzaken voor het krijgen van hoefbevangenheid. Een verstoring van de hormoonbalans is de meest voorkomende oorzaak. Dit kan optreden voor gebruik van bepaalde medicijnen of doordat een paard aan een bepaalde ziekte lijdt. Bekende ziekten bij het paard die voor een dergelijke verstoring van de hormoonhuishouding zorgen zijn PPID (ziekte van Cushing) en EMS (Equine Metabole Syndroom). Er zijn onderzoeken die laten zien dat 90% van de hoefbevangen paarden aan één van deze ziekten lijdt.

Daarnaast kan ziekte op een andere plaats in het lichaam ook leiden tot hoefbevangenheid. Net als het achterblijven van een gedeelte of de gehele nageboorte, een ernstige longontsteking of ernstige diarree. Maar ook het opnemen van een plotselinge grote hoeveelheid krachtvoer of een verblijf op een ‘sappige’ weide kunnen hier toe leiden.

Voorkomen is beter dan genezen

Paarden die regelmatig hoefbevangen zijn, hebben goede hoefverzorging nodig. Daarnaast is het heel belangrijk om er samen met de dierenarts achter te komen wat de oorzaak is en om vervolgens deze oorzaak te behandelen. Omdat hormoonaandoeningen een grote rol spelen bij het ontstaan van hoefbevangenheid, kan bloedonderzoek veel informatie geven. Het bepalen van de ACTH-spiegel bij hoefbevangen paarden om PPID op te sporen, is daar een goed voorbeeld van. Andere belangrijke voorzorgsmaatregelen zijn: voorkom dat het paard teveel krachtvoer krijgt, laat het paard beperkt in een ‘sappige/vette’ weide grazen, laat in geval van EMS het paard afvallen  en stel bij PPID in overleg met de dierenarts een behandeling in. Zo kan hoefbevangenheid  vaak worden voorkomen.

Keuringen

Keuringen

Bij onze kliniek kunt u terecht voor zowel klinische als röntgenologische keuringen. Wij beschikken over alle faciliteiten om de keuring zo goed mogelijk uit te kunnen voeren zoals geavanceerde röntgenapparatuur en een harde en zachte volte. Uiteraard is een keuring aan huis ook mogelijk, maar dan is het wel belangrijk dat van te voren goed besproken wordt of het erf voldoende geschikt is om de klinische keuring goed uit te kunnen voeren.

Het doel van een aankoopkeuring is om door middel van klinisch en/of röntgenonderzoek een overwogen risico inschatting te maken over het functioneren van het paard op dat moment en in de toekomst. Met andere woorden is het paard geschikt voor het doel waarvoor het wordt aangeschaft of verkocht. Dat kan zijn topsport, landelijke sport, recreatie of fokkerij.

Uiteraard is communicatie hierbij erg belangrijk en proberen wij u zo goed mogelijk uit te leggen wat onze bevindingen zijn en welk risico inschatting hierbij hoort. Alleen dan kunt u samen met uw paardendierenarts een juiste beslissing nemen over de aan- of verkoop van uw (toekomstige) paard.

Klinische keuring

Tijdens de klinische keuring wordt allereerst het paard goed onderzocht in rust. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de ogen en het gebit en wordt geluisterd naar het hart en de longen. Ook wordt extra aandacht besteed aan het bewegingsapparaat; er wordt gekeken naar de stand van de benen, de vorm van de hoeven en er wordt gevoeld of er verdikkingen of overvullingen (gallen) aanwezig zijn. Vervolgens wordt het paard onderzocht in beweging; dit noemt men het monsteren. Het paard moet heen en weer stappen en draven op een harde bodem. Daarna volgt het longeren op zowel de harde als de zachte bodem. Wanneer het paard geen kreupelheden vertoont, worden de buigproeven uitgevoerd; hierbij worden de gewrichten een bepaalde tijd gebogen om pijnlijkheden op te sporen.

Radiologische keuring

Door het maken van röntgenfoto’s kunnen afwijkingen in de benen, hals en/of rug worden opgespoord, die mogelijk problemen kunnen gaan geven in de toekomst. De radiologische keuring geeft daardoor meer inzicht in de gezondheid van het paard dan alleen een klinische keuring. Ook voor verzekeringen is het ook vaak nodig om röntgenfoto’s te maken. Alle bevindingen worden genoteerd op het keuringsformulier en door de uitkomsten van zowel de klinische als de radiologische keuring wordt een beeld gekregen van de gezondheid van het paard. Uiteindelijk wordt in overleg met de verkoper en/of koper bepaald of het paard geschikt is voor de verwachtingen van het paard in de toekomst.

Mobiele digitale röntgen

Wij zijn in het bezit van een mobiel röntgenapparaat. Dit betekent dat wij ook bij u op stal röntgenfoto’s kunnen maken. Dit is een groot voordeel wanneer uw paard niet gemakkelijk te vervoeren is door bijvoorbeeld ernstige verwondingen of wanneer hij nog niet gewend is om op de trailer te staan.

Vanwege alle faciliteiten op de kliniek geven wij er wel de voorkeur aan om op de kliniek te keuren. Op de kliniek betaalt u geen extra visite kosten of consult kosten voor een keuring. Wanneer u meerdere paarden aan huis heeft om te keuren, vervallen de extra visite kosten voor de mobiele röntgen. Informeer naar de mogelijkheden voor een thuiskeuring bij de kliniek.

Ontwormen en mestonderzoek

Ontwormen en mestonderzoek

In het verleden werden bijna alle paarden blind ontwormd. Veel paarden werden hierdoor te vaak en onnodig ontwormd. Hierdoor werd niet alleen onnodig veel geld uitgegeven aan wormkuren maar zijn ook steeds meer wormen resistent geworden tegen veel gebruikte ontwormmidelen.

Om te voorkomen dat de resistentie zich verder gaat verspreiden adviseren wij om niet blind te ontwormen maar een schema op maat te maken aan de hand van mest onderzoek van uw paard.

Er zijn wel enkele uitzonderingen: veulen en jonge paarden tot 3 jaar adviseren we wel regelmatig te ontwormen omdat deze dieren erg gevoelig zijn voor wormen. Met mestonderzoek alleen kan het zijn dat je achter de feiten aanloopt en dieren erg ziek worden door een snel oplopende wormbesmetting.

Mestonderzoek

Mestonderzoek kan ingezet worden om de infectiedruk van de wormbesmetting te bepalen en aan de hand daarvan te beslissen of ontwormen nodig is of niet.

Het best is om te beginnen met mest onderzoek in het voorjaar (maart/april) en te herhalen midden in de zomer (juni) en in het najaar (september).

In het najaar adviseren we altijd om 1 x te ontwormen, ongeacht het mest onderzoek met een middel wat ook tegen lintworm werkt. Dan weet je zeker dat je ook de horzellarven en de lintwormen mee hebt gepakt, omdat je die niet terug vind in het mest onderzoek.

Ontwormschema

Eigenlijk bestaat er geen standaard ontwormschema. Per situatie kan het ontwormschema verschillen. Het is niet alleen afhankelijk van het gebruikte middel (hoe lang is het werkzaam), maar ook van het aantal paarden, de leeftijd, hoe vaak er omgeweid wordt en of iedere dag mest van de weide wordt gehaald. Vraag daarom bij uw dierenarts naar het meest geschikte schema voor uw paard(en).

Samen met het mest onderzoek kunnen wij een geschikt ontwormschema maken voor uw paard.

Veulens

Het jonge veulen kan voor het eerst ontwormd te worden op de leeftijd van 7-10 dagen. Een ontwormpasta met ivermectine is een veilige keuze. De ontworming is bedoeld tegen de “veulenworm”, een worm die ze oplopen via de melk van de merrie.

Als uw merrie regelmatig ontwormd is en de infectie druk laag is, is deze ontworming niet altijd nodig, maar we zien de veulenworm wel weer meer toenemen.

Daarna is het belangrijk om tegen spoelworm te ontwormen. Spoelworm infecties komen veel voor bij veulens en jaarlingen en kunnen ernstige klachten veroorzaken. Spoelwormen zijn minder gevoelig voor ivermectine en moxidectine, maar wel tegen fenbendazol of pyrantel.

Eindig altijd in het najaar met een middel dat goed werkt tegen de rode bloedworm (en lintworm). Afhankelijk van de leeftijd van uw veulen is dit een middel met ivermectine of moxidectine. Let op! Veulens jonger dan 6 maanden mogen niet behandeld worden met het middel moxidectine!

Advies ontwormschema veulens:

  • 10-14 dagen: ivermectine (eraquell)
  • 2 maanden: pyrantel of fenbendazol (strongid P of panacur)
  • 4-5 maanden: idem
  • Najaar: iverectine of moxidectine voor veulens ouder dan 6 maanden. Bij voorkeur in combinatie met praziquantel tegen lintwom

Drachtige merries

De drachtige merrie moet uiteraard net als andere paarden ontwormd worden indien nodig. Bij voorkeur op geleide van mestonderzoek. Hiernaast dient de merrie of 2 weken voor de geboorte van het veulen of op de dag van de geboorte van het veulen zelf ontwormd te worden, dit is niet bedoeld voor de merrie zelf, maar voor het pas geboren veulen. Op deze manier worden de wormenlarven in het uier van de merrie gedood en kan het veulen niet via de melk worden besmet.

Voor vragen over het ontwormen kunt u altijd contact opnemen met onze dierenartsenpraktijk.

Vaccineren

Vaccineren

Het is erg belangrijk uw paard, pony of ezel te beschermen tegen een aantal ziekten. Dit kan door middel van vaccineren. Door een vaccinatie bouwt het paard op een gecontroleerde manier afweerstoffen op tegen een ziekte. Er zijn verschillende vaccinaties mogelijk, maar voor alle paarden is het van belang om jaarlijks te worden gevaccineerd tegen influenza en tetanus.

Paardengriep: influenza

Influenza wordt ook wel de paardengriep genoemd. Alle paarden, pony’s of ezels kunnen paardengriep krijgen en kunnen daar behoorlijk ziek van worden. De verschijnselen zijn onder andere hoge koorts, neusuitvloeiing, hoesten en een versnelde ademhaling. Paardengriep is erg besmettelijk en kan zich snel verspreiden. Daarom is het een verplichte vaccinatie voor alle paarden die op wedstrijd gaan.

Voor een goede bescherming krijgt uw paard eerst een basisvaccinatie. Dit is een serie van 3 vaccinaties:

1e basisvaccinatie
2e basisvaccinatie volgt 4-6 weken na de 1e
3e basis vaccinatie 5 maanden na de 2e vaccinatie

Wanneer de basisvaccinatie goed is uitgevoerd, is het voor de meeste paarden voldoende om de vaccinatie jaarlijks te herhalen. Bij paarden die erg gevoelig zijn voor luchtweginfecties is het echter raadzaam om 2 keer per jaar te vaccineren. Voor paarden die internationaal starten is twee keer per jaar vaccineren zelfs verplicht!

Tetanus: klem

Tetanus wordt ook wel klem genoemd. Het is een verkramping van alle spieren in het lichaam door een gifstof (neurotoxine) die wordt geproduceerd door de tetanus bacterie (Clostridium Tetani). Alle dieren en mensen kunnen tetanus krijgen, maar paarden zijn erg gevoelig voor tetanus. Bovendien bevat paardenmest zeer veel clostridium bacterien, waardoor het risico van besmetting ook groter is. Via een wondje kan de Clostridium bacterie binnen dringen en tetanus veroorzaken. Daarom is het belangrijk dat ieder paard, pony of ezel beschermd wordt tegen tetanus. Tetanus kan tegelijk worden toegediend met de griepvaccinatie in 1 spuit. Voor tetanus geldt een basisvaccinatie:

- 1e basisvaccinatie
- 2e basisvaccinatie 4-6 weken later
- Hervaccinatie 1 jaar later

Daarna is het voor tetanus voldoende om de vaccinatie 1 x per 2 jaar te herhalen.

Rhinopneumonie

Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door 2 soorten virussen: EHV1 en EHV4. Bijna alle paarden in Nederland zijn wel eens in contact geweest met het EHV4 virus, maar ook een groot deel van de paarden komt in aanraking met EHV1. Over het algemeen geeft rhinopneumonie vooral verkoudheidsklachten en dan met name bij jonge paarden: koorts, snotneus, hoesten en dikke benen. Dit is meestal EHV4.

EHV1 kan ook neurologische symptomen of abortus bij drachtige merries veroorzaken. We zien de laatste jaren met name de neurologische uitbraken toenemen. Helaas weten we nog steeds niet waarom we soms alleen de verkoudheidsvorm zien en waarom ook de neurologische vorm.

Omdat we deze neurologische vorm steeds vaker zien adviseren we zeker op grote stallen alle paarden te vaccineren tegen rhinopneumonie. Er is helaas geen aangetoonde bescherming tegen de neurologische vorm, maar door alle paarden te vaccineren weten we wel dat we de infectie druk enorm kunnen verlagen en dat daardoor de kans op een uitbraak van rhinopneumonie erg klein wordt. Vaccineren is dus zeker zinvol!

Uw kunt u paard beschermen tegen rhinopneuomie met het volgende vaccinatieschema:

- 1e Basisvaccinatie
- 2e Basisvaccinatie 4 weken later
- Daarna ieder half jaar herhalen

Voor drachtige merries is er wel degelijk een goede bescherming aangetoond tegen abortus. Om uw merrie goed te beschermen houden we een ander vaccinatie schema aan:

- 1e vaccinatie op de 5e maand van de dracht
- 2e vaccinatie op de 7e maand van de dracht
- 3e vaccinatie op de 9e maand van de dracht

Droes

Droes wordt veroorzaakt door een bacterie (Streptococcus Equi) en is de meest voorkomende bacterie die luchtwegproblemen geeft bij paarden. Met name jonge dieren zijn erg gevoelig voor droes en kunnen hier erg ziek van worden. Naast koorts, hoesten en snotneus zijn met name de opgezwollen lymfeknopen erg typisch voor droes. Met name de lymfeknopen in de keel en tussen de kaaktakken zijn aangedaan en kunnen flink zwellen en ook een abces vormen. Droes is ook erg besmettelijk.

Niet ieder paard hoeft gevaccineerd te worden tegen droes: met name veulens en jonge paarden die grote kans hebben op droes zoals op een grote stal/opfokstal adviseren wij te vaccineren. Droes wordt volgens het volgende schema gevaccineerd:

- 1e Basisvaccinatie
- 2e Basisvaccinatie 4 weken later

Daarna iedere 3-6 maanden herhalen afhankelijk van de infectiedruk

West Nijl

Het West Nijl virus wordt overgebracht door muggen en kan ziekte veroorzaken bij mensen en paarden. Het virus komt oorspronkelijk uit Afrika, maar het verspreidt zich door middel van vogels naar andere werelddelen. Inmiddels is het virus ook al aangetroffen bij een vogel in Nederland. Het gevaar voor paarden in Nederland is nog niet heel erg groot maar zal de komende jaren wel toenemen. Het west nijl virus kan algemene ziekteverschijnselen geven zoals koorts, slechte eetlust of milde koliek maar in enkele gevallen kan het ook leiden tot neurologische symptomen zoals spiertrillingen, gedragsveranderingen, ataxie en zelfs verlamming. Slechts 70% van de paarden met neurologische symptomen wordt beter!

Momenteel is de kans dat uw paard West Nijl krijgt misschien nog niet zo groot, maar de gevolgen kunnen wel groot zijn! Het voordeel van de West Nijl vaccinatie in vergelijking met bijvoorbeeld rhinopneumonie is dat het een zeer goede bescherming geeft voor het individuele paard. Het is dus zinvol om een enkel paard op een grote stal te vaccineren, terwijl de rest niet vaccineert.

Vaccinatie schema:

- 1e basisvaccinatie
- 2e basisvaccinatie 3 tot 6 weken later.
- Daarna jaarlijks herhalen

Schimmel

Het is ook mogelijk om tegen schimmelinfecties te vaccineren. De enting is vrij kostbaar en wordt niet standaard ingezet om schimmel te voorkomen. Wanneer een paard echter een uitgebreide of hardnekkige schimmelinfectie heeft kan het vaccin helpen om sneller van de infectie af te komen.

Veulens

Een veulen dient zijn of haar eerste vaccinatie te krijgen op een leeftijd van 6 maanden. Als de merrie altijd goed geënt is heeft het veulen via de biest voldoende antistoffen gekregen om het de eerste 6 maanden te beschermen. Mocht dit niet het geval zijn kunt u het beste met uw dierenarts overleggen wat dan de beste leeftijd is om te enten.
Voor een goede bescherming dient het veulen 4-6 weken later de 2e enting te krijgen en 6 maanden later de 3e. Daarna dient de enting jaarlijks te worden herhaald net als bij volwassen paarden.

Wij adviseren om veulen in ieder geval tegen influenza en tetanus te vaccineren. Daarnaast is vaccineren tegen rhinopneumonie en/of droes ook verstandig maar ook afhankelijk van de omgeving  waar het veulen komt te staan.

Drachtige merries

Voor een drachtige merrie is het verstandig om 4-6 weken voor de verwachte veulendatum een extra booster vaccinatie te geven tegen influenza en tetanus. Op deze manier krijgt het veulen extra veel antistoffen mee via de melk en krijgt uw veulen een goede start.

Daarnaast kan het in overleg met uw dierenarts dus verstandig zijn om uw drachtige merrie tegen rhinopneumonie te vaccineren.